HBO Communicatie

1. Inleiding
Veel studenten zitten elk jaar weer te zwoegen op hun afstudeeronderzoek en het schrijven van hun afstudeerscriptie. Veel studenten missen vaak ook een duidelijke leidraad en een duidelijke handleiding voor het opzetten van een onderzoek en het schrijven van een goede afstudeerscriptie. Hierdoor lopen ze vaak vertraging op en duurt het afstuderen langer dan gepland. Hier wil scriptie.nl een helpende hand bieden door gratis deze scriptiehandleiding ter beschikking te stellen. Aan de hand van dit document wordt op duidelijke en heldere wijze uitgelegd welke stappen genomen moeten worden om het schrijven van een scriptie tot een goed einde te brengen. Hierbij wordt ingegaan op aspecten als beoordelingscriteria, leerdoelen, aspecten van onderzoek en rapportage. Voor elke grote studierichting hebben we een aparte HBO, bachelor- en masterhandleiding opgesteld omdat het afstuderen per richting duidelijke verschillen heeft.
Op Scriptie.nl vindt je verder nog handleidingen voor SPSS, onderzoek en statistiek. Ook kun je op Scriptie.nl gebruik maken van een enquêtemanager om statistische onderzoeken voor je scriptie uit te voeren. Alles wat je nodig hebt om het schrijven van een scriptie tot een goed einde te brengen.
1.1 Leerdoelen communicatie scripties
Het onderscheid tussen een HBO scriptie en een masterscriptie zit hem vooral in de mate van diepte en begeleiding door een docent of werkgroep. Bij een masterscriptie wordt een grotere zelfstandigheid van de student verwacht en wordt er in vergelijking met een HBO scriptie meer verdieping qua onderzoek verwacht. Per opleiding zijn er natuurlijk verschillende leerdoelen aan te wijzen maar er zijn wel een dosis algemene leerdoelen aan te wijzen waarmee je als HBO student rekening kan houden. De HBOscriptie wordt vaak onder begeleiding of deels in een scriptiewerkgroep geschreven, maar er wordt een hoge mate van zelfstandigheid verwacht van de student. Vaak wordt er van de student verwacht dat er in ieder geval een literatuurstudie wordt gedaan en eventueel daarnaast nog een empirisch onderzoek. Op basis van een probleemstelling, doelstelling en onderzoeksvragen wordt onderzoek gedaan en in de HBO scriptie worden de resultaten uiteindelijk weergegeven en onderbouwd. Daarnaast wordt een toelichting gegeven over het onderzoek, er wordt antwoord gegeven op de vraag welke stappen er ondernomen zijn en waarom juist voor deze stappen is gekozen.
- Je bent in staat om de resultaten van je onderzoek duidelijk beargumenteerd neer te zetten waarbij deze worden ondersteund door een breed scala aan literatuur of andere onderzoeksmethoden.
- Je bent in staat een wetenschappelijk tekst te schrijven waarin je op duidelijke en systematische wijze een overzicht geeft over het gedane onderzoek.
- Je bent in staat om een duidelijke probleemstelling te formuleren en deze binnen een onderzoek uit te werken.
- Je bent in staat om eerder aangeleerde kennis en vaardigheden op een wetenschappelijk verantwoorde methode in te zetten.
1.2 Beoordelingscriteria communicatie scripties
Voor elke opleiding gelden natuurlijk specifieke eisen op het gebied van de scripties en het onderzoek maar er zijn ook een aantal algemene criteria te noemen waarop sowieso wordt beoordeeld. Gebruik deze maatstaf als een referentie en ga voor de zekerheid ook nog na bij je eigen opleiding over er nog eisen zijn die niet in deze lijst staan genoemd. Op Scriptie.nl vindt de meest voorkomende criteria.
- Probleemstelling: De probleemstelling wordt vaak op originaliteit ,helderheid, en nauwkeurigheid beoordeeld. Hou er dus rekening mee dat je duidelijk omschrijft wat je gaat onderzoeken, hoe je dat gaat doen en ga ook na of je een actueel onderwerp hebt gekozen.
- Kennis van het onderwerp: Hier wordt op de gebruikte literatuur gelet en of deze relevant is.
- Opbouw van het betoog: Logische volgorde in opbouw ,de systematische uitwerking van het uitgevoerde onderzoek, en verhaal, heldere en duidelijke bewijsvoering en goed onderbouwde conclusies.
- Kwaliteit van het onderzoek: Onderzoekstechnieken, methode van dataverzameling (operationalisering van begrippen, en onderzoeksgebied). Duidelijke argumentatie omtrent de genomen keuzes en analyse van gegevens.
- Controleerbaarheid: Het onderzoek moet controleerbaar zijn door middel van duidelijke en volledige literatuurlijst en bronvermelding.
- Uiterlijk van de rapportage: Het rapport moet een overzichtelijke lay-out (duidelijke structuur d.m.v. hoofdstukken, paragrafen, alinea’s etc.) hebben met een correcte schrijfwijze en interpunctie.
- Procedure: Vaak wordt er ook nog gekeken naar procesgerichte aspecten zoals mate van zelfstandigheid, inzet, eigen inbreng en noodzaak tot begeleiding.
2. Voorwerk
In dit hoofdstuk wordt er ingegaan op de voorbereidende stappen die je moet nemen voordat je aan het scriptieonderzoek en het schrijven van je scriptie kan beginnen. Vragen die hier beantwoord worden zijn; hoe kom je aan een onderwerp en hoe ziet een werkplan eruit?
2.1 Onderwerpkeuze
De eerste stap die genomen moet worden voor een HBO onderzoek is het kiezen van een onderwerp. Bronnen die je hiervoor kunt gebruiken zijn ruimschoots aanwezig. Je kan tijdens stages, colleges of eventueel werkervaring al op ideeën zijn gekomen maar je kan natuurlijk ook zoeken in universitaire bibliotheken, kranten, tijdschriften, radio en tv. Mocht je onverhoopts toch niet een onderwerp komen dan is er altijd nog je scriptiebegeleider. Hij kan je waarschijnlijk wel helpen met het vinden van een goed onderwerp en gebruik hem natuurlijk ook om je onderwerp te toetsen. Het is beter om zo snel mogelijk te weten of je onderwerp geschikt is en voldoende vragen kan oproepen die je tijdens je scriptieonderzoek kan beantwoorden. Aangezien het terrein van communicatie erg breed is zijn er dus een hoop onderwerpen waar je uit kan kiezen, verder is vaak de enige andere voorwaarde dat je de kennis die je in voorgaande jaren hebt opgedaan inzet tijdens het HBO onderzoek.
2.2 Werkplan of onderzoeksopzet
De volgende stap die genomen moet worden is het schrijven van een werkplan (wat ook vaak een onderzoeksopzet genoemd wordt). In het werkplan wordt eigenlijk een conceptuele weergave gegeven van het pad dat wordt gelopen tijdens het schrijven van een scriptie. Hiermee wordt voor de begeleider duidelijk wat de student van plan is en hoe hij zijn onderzoek wil aanpakken. De volgende onderdelen komen vaak terug in een werkplan:
- Voorlopige titel: Hier geef je alvast een voorlopige titel van je scriptie. Deze zal waarschijnlijk nog wel veranderen maar hiermee geef je de begeleider ook alvast een beeld van welke richting je op wil.
- Onderwerp: Een beschrijving van het onderwerp en eventueel het probleemveld wat daarbij hoort. Dus de context waarin het onderwerp gezien moet worden.
- Formuleren van een probleemstelling: In de probleemstelling wordt de centrale vraag van je onderzoek omschreven en hierbij gaat het dus om de vraag die je met je onderzoek gaat beantwoorden. Dit is altijd één vraag waarmee je de kern van je onderzoek aangeeft.
- Doelgroep: Wat is de doelgroep van je onderzoek? Wie of wat ga je onderzoeken?
- Aanpak gegevensverzameling/onderzoeksmethode: Hier geef je aan hoe welke methode(n) je gaat gebruiken bij het onderzoeken van je probleemstelling.
- Voorlopige hoofdstukindeling: Gebruik hiervoor bijvoorbeeld de probleemstelling en deelvragen. Je kunt dan alvast een voorlopige hoofdstukindeling maken die je in je scriptie gaat gebruiken.
- Voorlopige literatuurlijst: Tijdens het formuleren van je probleemstelling heb je waarschijnlijk al wat literatuur doorgekeken, deze zet je hier neer en je geeft aan welke literatuur je nog meer gaat gebruiken voor je onderzoek.
- Tijdsplanning: Geef je een globale tijdsplanning aan, probeer hierin wel reëel te zijn zodat je later niet in de knoop komt door een te krappe of te ruime planning.
Dit werkplan lever je in bij je begeleider en deze kan dan nagaan of je onderzoek haalbaar is in de tijd die ervoor gesteld is. Als het werkplan uiteindelijk is goedgekeurd dan kan je aan de slag met het daadwerkelijke onderzoek.
3. Onderzoek
Dit hoofdstuk gaat in op de manier waarop je een scriptieonderzoek opzet en uitvoert. Verder worden hier de meest gebruikte methoden beschreven en welke voor het verzamelen van verschillende soorten gegevens het meest geschikt zijn.
3.1 Stappenplan
Wanneer het werkplan is goedgekeurd kan je aan de slag gaan met het onderzoek. De manier waarop varieert natuurlijk per onderzoeksmethode maar de volgende stappen moet je sowieso nemen tijdens de uitvoeringsfase.
- Relevante gegevens zoeken en verzamelen, ordenen en indelen: Hier neem je al de bronnen door die in je werkplan zijn vastgelegd. Daarnaast als je nog eigen empirisch onderzoek hebt, doe je dat ook in deze fase. Alle gegevens die je hebt verzamel je en orden je op logische wijze. Op deze wijze kan je bij de volgende stap op systematische wijze je verzamelde gegevens analyseren.
- Data analyse: Tijdens deze fase analyseer je de gegevens die je tijdens de voorgaande fase hebt verzameld. Hierbij leg je verbanden tussen de verschillende onderdelen en schrijf je alvast voorlopige conclusies.
- Onderzoeksgegevens vastleggen: In deze fase leg je alle gegevens, verbanden en theorieën die je over je onderwerp hebt verzameld en geschreven vast en schrijf je de uiteindelijke conclusies.
- Eerste opzet maken: Je hebt nu alle gegevens en kan je beginnen aan het schrijven van je scriptie. Deze eerste opzet hoeft nog niet foutloos te zijn maar moet wel alvast een beeld geven van hoe je scriptie eruit komt te zien. Laat deze versie ook door een aantal mensen lezen en neem de eventuele feedback mee in je uiteindelijk versie.
- Schrijven van de scriptie: In deze fase neem je alle raadgeving, feedback en tips mee en schrijf je de uiteindelijk versie van je scriptie.
3.2 Onderzoeksmethoden
Het onderzoek kan op veel verschillende manieren uitgevoerd worden en het ligt aan de aard van de gegevens die je wilt verzamelen welke methode hier het meest geschikt voor is. Ben je op zoek naar cijfermatig inzicht in je probleemstelling dan zijn kwantitatieve methoden het meest geschikt om deze te achterhalen. Ben je daarentegen op zoek naar meningen, opinies of kennis over een bepaald onderwerp dan zijn kwalitatieve methoden hier het meest geschikt voor. Beide methoden hebben zo hun voor- en nadelen. Met kwantitatieve methoden kost het onderzoeken van grote groepen vaak minder tijd dan met kwalitatieve methoden, maar het biedt je weinig inzicht in de leefwereld van je respondent. Daar zijn kwalitatieve methoden meer geschikt voor. Het grote nadeel van kwalitatieve methoden is dat ze vaak wel veel tijd kosten. Hieronder worden een aantal onderzoeksmethoden kort toegelicht.
Kwalitatieve methoden
Observatieonderzoek
Bij observatieonderzoek wordt gebruikt gemaakt van systematische waarneming van bepaalde gedragingen van over het algemeen kleine groepen personen. Hierbij wordt alleen gelet op gedragingen die voor het onderzoek interessant zijn.
Open interview
Interviews worden vaak gehouden bij onderzoeken waar de onderzoeker de beleving of motieven van een respondent wil achterhalen. Vaak vindt dit plaats in de vorm van een tweegesprek maar het open interview kan ook in groepsvorm plaatsvinden.
Literatuuronderzoek
Bij literatuuronderzoek ga je op zoek in bestaande literatuur zoals boeken, tijdschriften, kranten, internet, bestaande onderzoeksverslagen etc. Vaak voer je literatuuronderzoek aan het begin van je onderzoek uit om je onderwerp af te bakenen en om je onderzoeksopzet op te kunnen stellen.
Kwantitatieve methoden
- Surveyonderzoek
De methode wordt gebruikt om opinies, houdingen, kennis of meningen bij grote groepen mensen te meten. Dit wordt vaak gedaan door middel van enquêtes of vragenlijsten. Bij dit soort enquêtes wordt vaak gebruikt gemaakt van schalen, waarbij de deelnemer (vaak respondent genoemd bij dit soort onderzoeken) bij een vraag kan kiezen uit een beperkt aantal antwoordmogelijkheden (bijvoorbeeld keuze uit vijf antwoordenmogelijkheden). Voor scriptieonderzoek wordt vaak gebruik gemaakt van de mogelijkheid om een internetenquête op te zetten. Hiermee heb je vaak een groot bereik en wordt de data vaak al overzichtelijk gepresenteerd door het enquêteprogramma.
- Secundaire analyse
Bij deze methode wordt gebruik gemaakt van al bestaande datasets, dus onderzoeksgegevens die al door andere onderzoekers zijn verzameld. Deze vorm wordt ook wel kwalitatief bureauonderzoek genoemd. Het grootste voordeel van deze methode is natuurlijk dat je niet zelf het onderzoek hoeft te doen, nadeel is wel dat je vaak niet een dataset vindt die aan je specifieke eisen voldoet.
- Experimenteel onderzoek
Bij deze vorm van onderzoek wordt vaak een experiment opgezet om een bepaalde hypothese te testen. Hierbij is sprake van een effectmeting: je meet hierbij het effect van X op Y, dit wordt dan vaak een causaal verband genoemd. Ook wordt over het algemeen gebruik gemaakt van een experimentele situatie, op deze manier kun je de controle over de situatie houden. Bij experimenteel onderzoek wordt niet gesproken over respondenten maar over proefpersonen.
4. Rapportage
Dit hoofdstuk gaat over het schrijven van je scriptie. Hierbij wordt in gegaan op de algemene tips over het schrijven en de stijl, op welke wijze je over het algemeen een scriptie indeelt, de omvang en hoe de literatuurlijst en bronvermelding eruit horen te zien.
4.1 Algemene schrijfstijl
Wanneer je het onderzoek hebt afgerond en je conclusies hebt getrokken is het tijd om deze informatie tot een duidelijk, leesbaar en helder betoog te verwerken. In welke vorm je dit doet is afhankelijk van het onderwerp dat je hebt gekozen en of je een ontwerpopdracht hebt gedaan of een onderzoek hebt uitgevoerd. Waarschijnlijk heb je in de voorbereidende fase al een voorlopige hoofdstukindeling opgesteld en deze kan je dus goed gebruiken om de resultaten weer te geven. Het belangrijkste is dat je het verhaal logisch opbouwt en een duidelijke structuur aanhoudt zodat de lezer je betoog goed kan volgen. Een goede manier om dit te doen is door bij elk hoofdstuk in een korte inleiding aan te geven waar het hoofdstuk over zal gaan en door duidelijk aan te geven hoe dit in het geheel van je onderzoek past. Verder is het aan te raden om kort en bondig je betoog te doen, schrijf hier per paragraaf in één zin wat er in die paragraaf moet komen te staan. Aan de hand van deze steekwoorden bouw je vervolgens je paragraaf op. Gebruik hiervoor de gegevens die je nodig hebt om je probleemstelling te kunnen beantwoorden. Hiermee voorkom je dat je onnodig gaat uitweiden waardoor de kern van je verhaal minder goed overkomt. Verder is het aan te raden om de concept versie van je scriptie kritisch na te kijken maar dit ook door anderen te laten doen. Laat dit ook door verschillende mensen doen om op deze wijze te kijken of het door iedereen te snappen is en niet te technisch of ingewikkeld wordt voor sommige lezers.
4.2 Scriptie-indeling
Een scriptie kan op de volgende manier ingedeeld worden, dit is een vrij algemene indeling en hiervan kan natuurlijk afgeweken worden naar gelang het onderwerp dat vereist.
Titelpagina met daarop de titel, naam van de auteur, universiteit en faculteit, studierichting, inleverdatum en de naam van begeleider -Samenvatting -Inhoudsopgave -Inleiding met daarin het doel, onderwerp en probleemstelling van de scriptie -Weergave en argumentatie van de gebruikte methode / werkwijze -Weergave en argumentatie van de gehanteerde theorie -Weergave van de onderzoeksresultaten en de analyse -Conclusie en/of aanbevelingen -Literatuur- en bronverwijzingen
4.3 Omvang
De omvang van een scriptie verschilt vaak per opleiding maar over het algemeen wordt er voor een HBOscriptie gericht op ongeveer 25 pagina’s tekst (ongeveer 20.000 woorden). Dit is exclusief inhoudsopgave, titelblad etc. Ga bij je opleiding na of dit ook voor jou geldt. Een grotere scriptie is niet altijd beter dan een kleine scriptie. Je kan beter een scriptie schrijven waarbij je zonder al teveel uitweidingen je betoog doet want vaak laten beoordelaars zich niet door de omvang van een rapport imponeren. Probeer ook niet over het maximale hoeveelheid woorden te gaan wanneer je dit niet goed kan beargumenteren.
Hieronder volgen nog een aantal punten die je scriptie absoluut moet bevatten.
- Een goed leesbare en consequente opmaak.
- Paginanummering
- Consequente opmaak van hoofdstuk- en paragraaftitels
- Een correct gebruik van interpunctie
- Het ontbreken van spel- en typefouten
- Functioneel gebruik van opsommingen
- Functioneel gebruik van grafieken, schema’s of tabellen waar in de tekst naar wordt verwezen
4.4 Literatuur- en bronvermelding
Aan het eind van je scriptierapport voeg je een literatuurlijst en bronvermelding toe. Het is belangrijk om zo goed mogelijk te verwijzen naar de bronnen die je hebt gebruikt om de controleerbaarheid van je werk te vergroten. Op deze lijst zet je in alfabetische volgorde de literatuur die je hebt gebruikt, let er wel op dat je alleen de literatuur in de lijst zet die je daadwerkelijk hebt gebruikt voor je verslag. Verder verwijs je ook in je betoog zelf naar de bronnen die je hebt gebruikt, dit kan op de volgende manier, (eerste achternaam van de auteur, jaartal waarin de publicatie is verschenen, pagina’s waar je de informatie kan terugvinden). Als er niet naar een specifiek stuk wordt verwezen dan laat men de verwijzing naar de pagina’s meestal achterwege.
In de literatuurlijst worden bronvermeldingen over het algemeen als volgt opgenomen:
Voor boeken geldt
Achternaam, voorletter auteur. (datum van publicatie). Titel (cursief). Uitgeverij
Voorbeeld:
Jansen, A. (2014). Scripties schrijven. Amsterdam: Uitgeverij onderwijs.
Voor tijdschriften geldt
Achternaam, voorletter auteur. (datum publicatie). Titel artikel. Titel tijdschrift (cursief), jaargang/volume (issue, 1e periodiek), pagina’s waar het artikel te vinden is.
Voorbeeld:
Jansen, A. (2018). Onderzoek en scripties. Tijdschrift voor scriptieonderzoek, 10(1), 35-37.
Voor internet bronnen geldt
Achternaam, voorletter auteur (datum publicatie). Titel (online). Plaats, uitgever. Beschikbaar op: (datum waarop het document werd geraadpleegd)
Voorbeeld:
Jansen. A (2020). Online handleiding scriptie schrijven (online). Amsterdam, Online scriptie instituut. Beschikbaar op: http://www.scriptieinstituut.nl/handleiding/ (Bekeken op 2 juni 2021).
Voor e-mail berichten geldt
Afzender (e-mailadres van afzender). (dag maand jaar). Onderwerp van het bericht (cursief). E-mail naar (e-mailadres van ontvanger).
Voorbeeld:
Jansen, A (albert@scriptie.nl). (02 juni 2021). Hulp met scripties. E-mail naar Jansen, B (jansen@scriptieinstituut.nl).